Astrantia is een geslacht uit de schermbloemenfamilie. Het geslacht telt ongeveer negen soorten. De oude Nederlandse naam is "sterrekruid".Het verspreidingsgebied van dit geslacht loopt in Europa van de Pyreneeën tot de Kaukasus. De biotoop bestaat uit vochtige bergbossen en bergweiden.
Astrantia major is de soort waaruit al onze cultivars stammen en deze rassen variëren van wit tot donkerrood, hoogte 50 tot 80cm.
De bloei vindt plaats tussen mei en augustus.
De plant heeft bladeren aan de basis op lange bladstelen, welke een los rozet vormen. De bladeren op de stengel zijn zittend. Alle bladeren zijn kaal, handvormig ingesneden en sterk geaderd.
De bloeiwijze is een scherm dat knopvormig is waardoor het 1 bloem lijkt te zijn.
Eigenlijk is het een samenstelling van heel veel kleine bloemetjes, met rondom de bracteeën. Deze schutbladen vormen bij de schermbloemigen het omwindsel.
Het zijn vooral de schutbladen die de kleur geven aan de bloem en door de papierachtige textuur fragiel overkomen.
De eindstandige schermen zijn tweeslachtig, de zijschermen meestal eenslachtig en mannelijk. De totale bloeiwijze is 2-4cm groot.
De plant heeft wortelstokken en bovendien aromatische wortels.
De bloemschermen van Astrantia laten zich goed drogen. De techniek die hier het best voor wordt gebruikt is het zogenaamde ‘luchtdrogen’: snij de bloemstelen lang af en bind ze samen (niet met teveel tegelijk om schimmelvorming te voorkomen).
Deze hang je ondersteboven op een donkere, warme ruimte zoals een zolder om te drogen.
Wanneer de plant bloeit, zullen de bloemstelen naar beneden buigen bij avondval, om het pollen te beschermen tegen dauw of vocht.
De plant wordt gebruikt ter versterking van de maag en om de appetijt op te wekken (gedroogde blad en wortelstokken).
Goede snijbloem tot 14 dagen.
Plantvoorschriften algemeen
Planten in na en voorjaar in groepjes. Deze plant is zeer geschikt voor tuinen met bomen en heesters. Verlangt een plekje in de halfschaduw liefst in bosmilieu of langs beek of vijver.Humusrijke en vochtige grond, die ook wat kalk bevat. Werk er een ruime hoeveelheid compost of volledig verrotte stalmest door. De natuurlijke habitat zijn vochtige weiden en open bossen. maar toch liefst met weinig boomwortels in de nabijheid.
Deze plant is ook te gebruiken als borderplant (op een iets zonniger plek). De bodem moet dan wel goed vochthoudend zijn.
Plantafstand 30cm.
Voorzie 6-8 planten/m².
Zaaien:
Het zaad kiemt bij kou. Zet de schalen met zaad in het voorjaar, verpakt in een plastic zak, gedurende vier weken in de koelkast. Zaailingen die nog te klein zijn om in de volle grond te worden geplant, in potten verspenen.
Onderhoud
Geef in het voorjaar organische mest en een mulchlaag om vocht vast te houden en de groei te bevorderen.
Tot de grond terugsnoeien van verwelkte bloemen.
Knip in het najaar de dode bloemschermen af als je het netjes wilt houden, of laat ze zaad ontwikkelen zodat ze zichzelf uitzaaien.
Vermenigvuldigen door delen in de lente.
Wilt u de bloemen drogen, dan snijdt u de stengels zodra de knoppen opengaan.
Ziekten
Zeeuwse knoopjes worden zelden door plagen aangetast, maar in het voorjaar kunnen slakken op de frisse bladeren afkomen. Meeldauw komt soms ook voor.
Inloggen is verplicht
Om een reactie te posten moet je ingelogd zijn
Log in