Ceders zijn populaire grote coniferen die voorkomen in gebieden waar de wintertemperatuur niet beneden de -25°C komt. Ze zijn dus volledig winterhard en groenblijvend. Ze kunnen zeer oud worden.
Het zijn bomen die tot meer dan +40 meter hoog kunnen worden na 50 jaar, maar er zijn ook wat kleine cultivars. Als ze jong zijn zijn ze kegelvormig maar later groeien ze breder uit.
Ze hebben kruidachtig, naar resin geurend hout, dikke geribbelde basten en brede takken. De scheuten zijn in twee vormen, met lange twijgen die uit het geraamte van de takken ontspruiten en korte scheuten, die de meeste bladeren (naalden) dragen. De bladeren zijn naaldachtig, groenblijvend, 8-60 mm lang, alleen in een open bladstand op de lange scheuten of twijgen en in dichte clusters op de korte scheuten. De kleur varieert van helder grasgroen tot donkergroen, tot zeegroen of licht blauwgroen, afhankelijk van de dikte van de waslaag die de naalden beschermen tegen uitdroging. De mannelijke kegels zijn cilindrisch en lichtbruin, de vrouwelijke langwerpig of tonvormig en groen bij verschijnen, maar worden bruin als ze na twee jaar rijp zijn. Ze hebben een resin dat vraat tegengaat door de onaangename geur. Het rijpen van de appels duurt 1/2 jaar, bevruchting in september - oktober en de zaden worden rijp na 1/2 jaar.
De gelijkenissen tussen de ceders zijn zo groot dat er nog steeds discussie is over het feit of het aparte species betreft, dan wel een species met ondersoorten.
Er zijn in hoofdzaak 3 belangrijke soorten.
Er zijn in Nederland twee soorten ceders die je kunt aantreffen: Atlas ceder en Himalaya ceder. De Libanon ceder is zo zeldzaam dat je hem moet zoeken.
Plantvoorschriften algemeen
Het zijn vrij grote bomen en worden daarom meestal slechts aangeplant in parken, grote domeinen en bossen.
Planten in vruchtbare grond op een open zonnige plaats.
Onderhoud
Snoei alleen als de boom twee hoofdtakken krijgt. Snoei dan de zwakste in het najaar.
Inloggen is verplicht
Om een reactie te posten moet je ingelogd zijn
Log in