Akelei of grootmoeders hoedje is een geslacht van kruidachtige, winterharde, vaste planten uit de ranonkelfamilie. Er zijn ongeveer 120 soorten. Ze worden al heel lang in de siertuinen aangeplant en toch blijft deze ouderwetse plant met het fijne varenachtige blad buitengewoon succesvol.
De soorten uit deze familie zijn alle wel (licht) giftig.
Aquilegia heeft een zijdezacht blad met vaak een blauwe schijn. Het blad is diep ingesneden en (dubbel) drietallig gedeeld. Het blad vormt schijnbaar een rozetje onderaan en ze bevinden zich ook op de stengels.
De bloemen zijn talrijk en komen in tinten van wit naar roze, rood, bordeaux en zwart- blauw voor. Enkele soorten hebben zelfs helderrode en gele bloemen.
De bloem bestaat uit 5 kroonachtige kelkbladen (of een veelvoud) die gekleurd zijn. De gespoorde kroonbladen zijn nectariën en in de sporen zit nectar. Bij de dubbelbloemige rassen zijn deze sporen vaak verdwenen.
Er zijn erg veel meeldraden (altijd een veelvoud van 5) en meestal 5 stampers. Karakteristiek voor akelei is dat de bloemen naar beneden knikken.
Na de bloei ontstaan de kokervruchten.
De meeste soorten zijn erg kortlevend, de moederplant houdt het een 2-3 jaar uit. Scheuren van de planten is mogelijk, maar aangezien ze rijkelijk uitzaaien, zullen er altijd nieuwe planten de standplaats van de oude innemen.
De soorten en rassen zaaien en kruisen ook onderling waardoor er na verloop van tijd een mengelmoes van kleuren en hoogtes ontstaat.
De nectarrijke bloemen trekken bijen en vlinders aan.
Matig winterhard/bladverliezend.
Geschikt voor natuurlijke tuinen of voor verwildering, bos en rotstuin.
Plantvoorschriften algemeen
Halfschaduw. Niet kieskeurig, voorkeur voor stevige, goed doorlatende grond die in de zomer een beetje vochtig blijft. Te zware en kalkrijke grond verkort de levensduur. Kan niet tegen moerasgrond.
Gekochte exemplaren, normaal in oktober of maart april uitplanten.
Het zaaien van Aquilegia's kan in april door het zaad breedwerpig uit te strooien over een zaaiperceeltje. Strooi er een heel dun laagje grond over en druk die goed aan en giet je er nog eens zachtjes overheen. Na een drietal weken kun je de eerste kiemplantjes zien verschijnen. Als de kiemplanten een viertal bladeren hebben kun je ze uitdunnen ofwel verspenen en verplanten naar een ander schaduwrijk hoekje van het zaaibed. Doe dit bij voorkeur 's avonds in een vochtige periode. In het najaar kun je de opgekweekte planten dan uiteindelijk verplanten naar hun definitieve standplaats waar ze het volgende voorjaar mogen bloeien. Plant deze vaste planten uit in groepjes van 3, 5, 7,... en dat met een tussenafstand van 30 tot 50 cm van elkaar afhankelijk van de hoogte van de cultivar. In de beginperiode regelmatig water geven.
Onderhoud
Weinig onderhoud. Beschermen tegen te veel wind en wintervocht mijden.
Snoeien: knip de uitgebloeide bloemstengels na de bloei eind juni af zodat de planten geen energie moeten steken in de zaadvorming. Indien je alle bloemstengels laat staan heb je ook veel meer zaad en zaailingen dan je zou willen. Dus enkel de stengels met zaaddozen laten staan waarvan je later zaad wil oogsten.
Akelei staat erom bekend sterk uit te zaaien. Wil je dit liever niet? Dan raden we aan om de bloem af te knippen voor ze zaad kan maken.
Als het blad van akelei er lelijk of rommelig uitziet, wanneer de bloei voorbij is, kun je ook het blad bijna tot aan de grond afknippen. Nieuwe, frisse blaadjes zullen dan weer snel verschijnen maar de plant zal echter niet voor een tweede keer bloemen produceren.
Ziekten
De parasieten die we het meest op deze plant aantreffen zijn bladluizen en mijten. Daarnaast kunnen slakken ook veel schade aanrichten aan de jonge bladeren van de plan
Inloggen is verplicht
Om een reactie te posten moet je ingelogd zijn
Log in