Veel van de filipendula soorten werden vroeger tot het plantengeslacht Spiraea gerekend. De planten zijn kruidachtig en overblijvend. De krachtige bladeren zijn geveerd of gelobd. De crèmewitte, roze of rode bloemen verschijnen in grote pluimen en verspreiden een zachte geur.
Plantvoorschriften algemeen
Natuurlijke habitat : Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot natte, matig voedselrijke tot voedselrijke, weinig of niet-bemeste, zwak zure tot kalkhoudende, humeuze grond (leem, zand, löss, rivier- en beekklei, zavel en laagveen, niet op zeeklei).
Aan waterkanten, in hooilanden en in lichte loofbossen. Staat mooi aan de rand van de vijver.
Plantdiepte: tot -5cm in een vijver. Steeds vochtige standplaats.
Onderhoud
Door de plant af te knippen na de bloei wordt de plant gestimuleerd nog een keer te gaan bloeien.
In na of voorjaar oude en verrotte plantenresten verwijderen.
Delen in na of voorjaar.
Ziekten
De bladvlekkenziekte manifesteert zich door gelig bruine, licht omrande vlekken op de bladeren. Deze worden later bruin. Vooral verzwakte planten op de verkeerde standplaats lopen het risico door deze schimmelziekte te worden aangetast. Verwijder en vernietig zieke bladeren.
(FOTO) Filipendula ulmaria
Moerasplant. Inheems. Winterhard / bladverliezend.
Hoogte: Bladhoogte 70cm / met bloem 120/150cm.
Een grasachtige plant met rechtopstaande dicht gebladerte.
De stengels zijn dik en stijf, soms rood en de bladeren zijn van verschillende grootte, bovenkant groen onderkant vaak zilverachtig.
De bloemen zijn klein en talrijk, in witte trossen en geurend.
Bloei: juni / aug
Een kruipende, sterk vertakte, draadvormige en niet verdikte wortelstok.
Inloggen is verplicht
Om een reactie te posten moet je ingelogd zijn
Log in