Dit is het vervolg van: Diervriendelijk tuinieren: praktische tips (deel 5a)
Nachtvlinders
Voor wie denkt dat 70 verschillende soorten vlinders veel is, zal helemaal duizelig worden bij het aantal nachtvlinders dat er in België of Nederland kan worden gevonden. Naar schatting zijn er rond de 2300 soorten nachtvlinders in de lage landen.
Veelal maken ze hier een onderscheid tussen microvlinders en macrovlinders. De groep van microvlinders omvat ongeveer 1450 soorten. Zoals je misschien van de naam kan afleiden zijn het redelijke kleine nachtvlinders (of motten) en zijn ze vaak ook moeilijk te determineren. Het muntvlindertje is mogelijk de bekendste soort microvlinder.
Vaak ligt de focus op macrovlinders, die wel groter in formaat zijn maar minder soortenrijk, ‘slechts’ 850 soorten. Dat is nog altijd een pak meer dan de dagvlinders.
Nachtvlinders zijn dus vooral ’s nachts actief en zijn dus niet altijd even gemakkelijk waar te nemen. Echter zijn er een aantal nachtvlinders die ook overdag actief zijn en waarvan sommige mensen dus denken dat het dagvlinders zijn. De kolibrievlinder is hier een mooi voorbeeld van.
Wat nachtvlinders en dagvlinders gemeenschappelijk hebben is dat ze vaak even kieskeurig zijn op het vlak van waardplanten. De rupsen eten dus veelal van slechts een paar soorten planten of beperken zicht tot een familie.
Dit maakt dat nachtvlinders een complexe materie zijn. Maar gezien het ecologisch belang van nachtvlinders, is het wel belangrijk om er dieper op in te gaan. Niet alleen in aantal soorten overtreffen nachtvlinders de dagvlinders met gemak, ook in aantal individuen zijn ze ruim in de meerderheid. Ook al staan ze hard onder druk, ze zijn een zeer belangrijke schakel in de voedselketen.
Als volwassen nachtvlinder zijn ze vooral voedsel voor vleermuizen en nachtzwaluwen. Als ei, pop of rups zijn ze dan weer prooi voor allerhande vogels die ze massaal aan hun jongen voederen. Maar heel veel wespen en vliegen hebben zich gespecialiseerd op het parasiteren van nachtvlinders tijdens hun verschillende levensstadia.
Zonder nachtvlinders zouden dus heel veel vogels het moeilijk hebben en ook veel wespen hangen af van deze insecten. Daarnaast zijn de nachtvlinders ook op andere vlakken belangrijk zoals o.a. bij bestuiving van bepaalde bloemen. Iets doen voor nachtvlinders is dus zeker belangrijk, daar ze onze steun verdienen.
Als volwassen insect hebben nachtvlinders natuurlijk suikers nodig. Deze halen ze uit de nectar van bloemen. Omdat ze vooral in het donker actief zijn, zijn dat niet altijd dezelfde bloemen als diegene die dagvlinders benutten.
Niet alle bloemen bloeien ’s nachts waardoor het aanbod beperkter is. In het donker is het ook moeilijker om de juiste bloemen te vinden. Vandaar dat ze een voorkeur hebben voor geurende bloemen, zodat ze kunnen navigeren met behulp van hun reukorgaan.
Wilde kamperfoelie is een plant die vooral ’s avonds en ’s nacht sterk begint te ruiken en dit is speciaal om nachtvlinders aan te trekken. De familie van de kamperfoelies is heel uitgebreid, maar je kan o.a. klimkamperfoelie langs een schutting of muur laten groeien of zelfs in een struik om nachtvlinders te helpen. Veel planten uit het geslacht van de Silenes, zoals o.a. de verschillende soorten koekoeksbloemen zijn in trek bij nachtvlinders, maar krijgen ook bezoek van dagvlinders.
Maar evengoed ‘normale’ sierplanten zoals lavendel, marjolein en de vlinderstruik die overdag veel bezoek krijgen van dagvlinders zullen ’s nachts heel wat nachtvlinders op bezoek krijgen. Ook bloemen zoals hemelsleutel, herfstaster, koninginnenkruid en enkelbloemige afrikaantjes zijn in trek bij nachtvlinders.
Omdat er heel veel verschillende soorten zijn, is er ook sprake van heel wat specialisatie onder de nachtvlinders, vooral op keuze van waardplant. Monofage soorten leven enkel en alleen op 1 soort waardplant, dit zijn de meest gespecialiseerde nachtvlinders. Olifage soorten beperken zich tot een paar soorten waardplanten, waardoor ze meer keuze hebben. Ze kunnen in meerdere habitatten voorkomen, maar zijn ze nog redelijk gespecialiseerd. Polyfage soorten zijn veelvraten en hebben veel verschillende soorten waardplanten.
Bedenk een inheemse plant en allicht zal er minstens één soort nachtvlinder die als waardplant hebben. Er zijn zelfs nachtvlinders die korstmossen of algen als waardplant hebben. En de plant moet niet altijd levend zijn, dorre bladeren en plantenafval zijn voor sommige rupsen voedsel. Rupsen kan je zowel in het gras terugvinden als in de toppen van de bomen, maar evengoed ondergronds waar ze van de wortels eten. Met een paar duizend verschillende soorten kan je heel wat variatie krijgen.
Het is onmogelijk om gericht advies te geven voor bepaalde nachtvlinders doordat ze met zo veel zijn. Maar er is één gouden regel die van toepassing is als je je tuin nachtvlinder-vriendelijk wil maken en dat is om zo veel mogelijk inheemse planten te gebruiken. Elke inheemse plant die je in je tuin aanplant staat gelijk aan een aantal nachtvlinders die in je tuin kunnen voorkomen.
Net zoals bij dagvlinders is het bij nachtvlinders zo dat ze langer in ei, rups of pop zijn dan een vlinder. In die fase zijn nachtvlinders veel minder of zelfs niet mobiel dus heel gevoelig voor verstoring. Gras maaien en afvoeren op de verkeerde moment kan dus voor soorten die in het gras leven een groot probleem zijn. Laat dus voldoende stukken lang genoeg ‘wild’.
Concreet:
- Elke inheemse plant heeft minstens een nachtvlinder die hem als waardplant heeft, gebruik dus zo veel mogelijk inheemse planten.
- Doordat bijna alle soorten ’s avonds of ’s nachts actief zijn, is het een goed idee om bloemen aan te planten die sterk geuren zoals wilde kamperfoelie of koekoeksbloemen.
- Vooral voor soorten die in het gras en van bloemen leven is het belangrijk om niet altijd alles tegelijk te maaien of af te voeren.
Nuttige links:
https://www.repository.naturalis.nl/document/556910
Wilde bijen.
In België en Nederland komen ongeveer 400 verschillende soorten wilde bijen voor, maar sommige zijn ondertussen al (plaatselijk) uitgestorven. Net zoals bij de andere insecten gaat het dus niet goed met de wilde bijen.
Maar wilde bijen zijn ontzettend belangrijk voor de natuur en onze samenleving, daar ze in staan voor de bestuiving van veel planten. Samen met honingbijen staan wilde bijen in voor de bestuiving van onder andere veel groenten en fruit waar wij afhankelijk van zijn.
In tegenstelling tot wat veel mensen denken, zijn de wilde bijen (dus geen honingbijen) verantwoordelijk voor het overgrote deel van de bestuiving. Bijna alle wilde planten worden bestoven door wilde bijen, alsook het veel groenten en fruitsoorten. Verschillende soorten groenten worden zelfs enkel door wilde bijen bestoven zoals tomaten en paprika’s.
Wanneer we dus iets voor de bijen willen doen, moeten we vooral de focus leggen op het helpen van wilde bijen. Honingbijen houden is ook nuttig, maar recent onderzoek toont aan dat wanneer er te weinig bloemen zijn, of er te veel honingbijkasten in een regio zijn, de wilde bijen te veel concurrentie ondervinden van deze honingbijen. Naast alle uitdagingen die ze al moeten trotseren, ondervinden ze dan ook extra concurrentie van honingbijen en delven dan het onderspit.
Dus het beste wat we kunnen doen is voor extra bloemen zorgen en daar zullen uiteindelijk zowel wilde bijen als honingbijen van profiteren. En in dit stuk focus ik vooral op het helpen van wilde bijen en daarom noem ik ze nu ook gewoon bijen i.p.v. wilde bijen.
Als we naar de levenswijze van de bijen kijken, kunnen we ze onderverdelen in sociale en solitaire bijen. Sociale bijen hebben een nest met een koningin met werksters en hebben een intensieve broedzorg. Verschillende hommelsoorten zijn sociale bijen. De overgrote meerderheid zijn echter solitaire bijen met een beperkte broedzorg. Bij solitaire bijen maakt het vrouwtje een nestcel waar ze een eitje in legt en het nodige voedsel in voorziet. Verder gaat de zorg voor het nageslacht niet.
Zowel sociale als solitaire bijen hebben een beperkte levensduur, gaande van een paar weken tot 1,5 maand. Langer leven de bijen niet. Hommels kan je echter vanaf februari t/m oktober of zelfs november waarnemen, maar dat komt omdat uit een nest verschillende generaties voortkomen. Enkel de koningin is een uitzondering, zij leeft ongeveer een jaar.
Ook sommige soorten solitaire bijen hebben meerdere generaties per jaar, maar de bij die je pakweg in mei zag vliegen is nooit dezelfde bij die je in augustus ziet vliegen, ook al is het dezelfde soort.
Er is ook een duidelijk onderscheid op vlak van nestgelegenheid. Heel veel mensen hebben een bijenhotel in hun tuin staan, maar slechts een beperkte groep bijen zal hiervan gebruik maken. 25% van de soorten bijen gebruikt of maakt holtes in hout, stengels, muren of dergelijke als nest.
51% van de bijen zal in de grond nestelen, ofwel tussen het gras of in zon beschenen hellingen waar ze tunnels in graven om nestcellen in te maken.
De overige 25% van de soorten bijen maakt zelf geen nest, dit zijn namelijk de koekoeksbijen die ..profiteren van het werk van ander soorten. In plaats van zelf een nest te maken en voedsel te zoeken, leggen zij enkel een eitje in een nestcel van een andere bij.
Het creëren van nestgelegenheid is belangrijk in een bijvriendelijk tuin, dus het is belangrijk om te begrijpen dat een bijenhotel ophangen niet voldoende is. Ook voor de grondnestelende bijen moeten we aandacht hebben.
Zelfs bij het leggen van een verharding kan je rekening houden met bijen, sommige bijen zoals de pluimvoetbij staan er voor gekend dat ze gangen graven in de spleten tussen klinkers en tegels. De voorwaarde hiervoor is wel dat je geen stabilizé gebruikt, maar klinkers legt op een straatlaag van (breek)zand, zodat zij hierin tunnels kunnen graven. Er is geen gevaar voor de stabiliteit van je terras of oprit en door geen stabilisé te gebruiken is je verharding ook nog eens klimaatvriendelijk en deels waterdoorlatend.
Andere bijen graven tunnels in de grond tussen het gras, maar niet elke grasmat is geschikt. Grasmatten van puur gazon met een dichte grasmat zijn meestal ondoordringbaar voor bijen. Als je echter madeliefjes of paardenbloemen in je gras hebt staan, is dat een goed teken. Onder het bladrozet van beide bloemen kan het gras niet groeien en bijen kruipen dan hieronder om een tunnel te graven. Madeliefjes en paardenbloemen zijn daarnaast ook nog belangrijke bronnen van nectar en stuifmeel, dus mogen ze niet ontbreken in een gazon in een bijvriendelijke tuin.
Nog andere bijen maken enkel gebruik van steile wanden of onbegroeide zandheuvels om gangen in te graven. Dit zijn elementen die weinig voorkomen in onze tuinen, dus het is belangrijk om hier iets rond te doen. Door een put in de grond te graven (voor een vijver of wadi) en de grond op te hogen aan de rand van de put kan je een steilwand creëren. Zorg er wel voor dat de oriëntatie van de wand naar het zuiden of zuidoost is gericht en weinig of geen schaduw krijgt.
Om de grond extra los te maken, kan je een paar zakken breekzand of rivierzand mengen met de bestaande grond zodat bijen er gemakkelijker tunnels in kunnen graven. Probeer ook de wand of heuvel zoveel mogelijk vrij te houden van begroeiing.
Bijen kan je ook onderverdelen volgens hun voorkeur van stuifmeelbron. Volwassen insecten en dus ook bijen hebben vooral suikers nodig en daar is nectar de belangrijkste bron van. Echter om zich van larve tot bij te ontwikkelen, hebben bijen proteïnen nodig en die vinden ze in stuifmeel.
Doorheen te tijd hebben bijen een speciale band ontwikkeld met bepaalde planten waardoor sommige zich zijn gaan specialiseren op een aantal bloemen of zelfs één bloem voor het verzamelen van stuifmeel. Op vlak van nectar verzamelen zijn bijen meestal minder kieskeurig.
Het merendeel van de bijen zijn generalisten, zo’n 54% van de soorten zal stuifmeel zoeken op veel verschillende planten. Ze zijn dus niet afhankelijk van een beperkt aantal planten. Echter mag je de informatie uit vorige delen niet vergeten, vooral de stukken over de invloed van de lengte van de tong en het kleurenspectrum.
16% van de soorten bijen is beperkt generalist en haalt stuifmeel uit een beperkte groep van planten, meestal uit één plantenfamilie. Meestal zijn die plantenfamilies redelijk groot, dus nog steeds hebben ze keuze uit veel planten. Maar een bij gespecialiseerd in composieten heeft dus weinig aan klaver, ook al is dat voor veel bijen een goede bron van stuifmeel.
De overige 30% van de bijen is gespecialiseerd en zal enkel stuifmeel van één of slechts een paar bloemen verzamelen. Om deze bijen te helpen moet je dus heel specifieke planten voorzien in je tuin. Door klaver in je gras te laten groeien en dat tot bloei te laten komen kan je bijvoorbeeld de Klaverdikpootbij helpen.
Als je een paar specifieke bijen in je buurt wil helpen, kan je best even kijken op ‘waarnemingen’ welke soorten er aanwezig zijn. Let er op dat veel bijen helemaal niet ver vliegen, soms slechts een paar 100 meter. Hommels vliegen verder dan een kilometer, honingbijen foerageren dan weer in een straal van 3 km rondom hun kast. Als een bepaalde bij in je gemeente voorkomt, is het nog niet zeker dat ze de weg naar jouw tuin zal vinden, mogelijk is de afstand te groot.
Als je bijen in het algemeen wil helpen, kan je best een mengeling aanplanten van planten uit de onderstaande families. Inheemse planten uit deze families zijn vaak goed voor bijen.
Composieten: deze grote familie bevat heel veel planten die voor bijen belangrijk zijn zoals (kogel)distels, paardenbloemen, kardoen, knoopkruid, chicorei, goudsbloem, klein hoefblad, margrietjes, boerenwormkruid, heelblaadjes, … .
Heidefamilie: planten uit deze familie trekken vaak speciale soorten aan of zijn een voedselbron in een periode wanneer er weinig aanbod is. Soorten zijn: winterheide, bosbes, dophei/struikhei, … .
Klokjesfamilie: ook een familie waar een aantal bijen zich op hebben gespecialiseerd maar ook bezocht door generalisten. Soorten zijn: rapunzelklokje, zandblauwtje, kluwenklokje, prachtklokje, …
Kruisbloemigen: een familie waar een aantal van onze groenten toe behoren is belangrijk voor veel bijen. Soorten zijn: koolzaad, broccoli/bloemkool, muurbloem, Judaspenning, … .
Lipbloemigen: sommige bijen hebben zich op planten uit deze familie gespecialiseerd en worden vooral door bijen met een lange tong (o.a. hommels) bezocht, omwille van de diepe kelk. Soorten zijn: kattenkruid, (bos)andoorn, salie, kruipend zenegroen, dove netel, … .
Lookfamilie: een familie met wat kruiden en groenten die, als je ze in bloei laat komen, goed zijn voor bijen. Soorten zijn: look, bieslook, prei, (sier)uien, … .
Resedafamilie: dit is een vrij beperkte familie, maar de bloemen zijn heel in trek bij bijen. Soorten: wouw, wilde reseda, witte reseda, … .
Rozenfamilie: een zeer grote familie waaronder heel veel fruitsoorten vallen. Echte rozen ook, maar enkel de enkelvoudige bloemen zijn geschikt voor bijen. Soorten: braam, framboos, meidoorn, sleedoorn, appel, kers, hondsroos, … .
Ruwbladigen: ook deze familie kent een aantal goed bijenplanten. Soorten zijn: bernagie, gevlekt longkruid, smeerwortel, slangenkruid, … .
Schermbloemigen: een zeer belangrijke familie, vooral voor bijen met een korte tong. Soorten zijn: fluitenkruid, venkel, pastinaak, wilde peen, … .
Vlinderbloemigen: superbelangrijke familie voor hommels, maar er zijn ook verschillende bijen die zich op deze planten specialiseren. Soorten zijn: (reuk) erwten, witte klaver, rolklaver, rode klaver, … .
Wilgenfamilie: vooral mannelijke wilgen zijn heel belangrijk omdat zij enkel stuifmeel hebben. Heel belangrijk voor hommels en vroege bijen. Soorten: boswilg, grauwe wilg geoorde wilg, schietwilg, … .
Wanneer je dus voldoende inheemse planten uit bovenstaande lijst in je tuin aanplant, aangevuld met wat sierplanten (die ook hun bron van nectar zijn), zal je dus veel bijen in je tuin kunnen aantrekken. De beste planten zijn vaak ook nog de onkruiden, dus wees niet te strikt bij het wieden en laat (af en toe) onkruid toe.
Vaak hebben we ook een groot stuk gazon, echter kan dit ook een heel interessante zone zijn voor bijen. Niet alleen voor nestgelegenheid, maar ook als bron van voedsel. Laat margrietjes, paardenbloemen en dergelijke in je gras toe en laat ze tot bloei komen. Als je daarnaast ook nog eens bloembollen in je gras aanplant, help je daar vroege bijen ook mee.
Belangrijk om te weten is dat er heel veel bijen zijn die de eerste 6 maanden van het jaar actief zijn. Bloemen in de maanden maart t/m juni in de tuin zijn heel belangrijk. Typische voorjaarssoorten zoals zandbijen hebben hun piek zelfs in april/mei. Algemeen genomen ligt de piek van wilde bijen in de maand juni. Je kan bijen t/m oktober en zelfs in november waarnemen, maar het aantal soorten dat je kan waarnemen vanaf juni is dalende.
Niet alleen met bloembollen, maar vooral met struiken en bomen kan je in het voorjaar voor heel veel bloemen zorgen in je tuin. Ook de onkruiden in het gras bloeien vaak al heel vroeg, geef je grasmachine een lange winterslaap of maai een stuk pas heel laat voor de eerste keer. En als je daar dan je bloembollen in plant, heb je een extra excuus om niet te maaien.
Bijen moeten natuurlijk ook nog drinken, daarvoor kan je een schaal met water in de tuin zetten, maar zorg er wel voor dat er knikkers of steentjes in liggen waar de bijen (en andere insecten) op kunnen landen. Zo kunnen ze van de rand drinken, anders kunnen ze verdrinken.
Kruisbestuiving.
Als je naar de elementen kijkt die goed zijn voor vogels, zal je er daar ook veel van zien terugkomen bij (nacht)vlinders en bijen. Die (inheemse) boom waar de vogel graag zijn nest in maakt, zal ook in de smaak vallen bij rupsen van nachtvlinders. En als die boom dan ook nog eens bloesems heeft in de lente, help je daar ook de bijen mee. En die bloesems worden uiteindelijk ook bessen of fruit en dat is dan ook weer leuk voor vogels.
Bepaalde dieren hebben heel specifieke en unieke eisen, maar over het algemeen is er veel kruisbestuiving tussen wat vogels, vlinders en bijen nodig hebben. Gelukkig maar, anders zou het een echte uitdaging zijn om iets te doen voor dieren in je tuin.
Als er twee zaken zijn die heel belangrijk zijn om te onthouden zijn het wel de volgende:
Ik ben er zeker van dat diervriendelijke tuinen veel plezier aan de eigenaars ervan schenken. Ze zijn niet alleen mooi om naar te kijken, ze zitten ook vol leven.
Deze reeks over diervriendelijk tuinieren wil ik nog afsluiten met een goede raad. Het allerbelangrijkste dat je moet doen is genieten van je tuin. Neem de tijd om de schoonheid van je tuin in je op te nemen en er van te genieten.
En als je de schoonheid niet direct ziet, kijk dan extra goed naar die bij, vlinder of vogel die in je tuin komt. Hoe je tuin er ook uit ziet, voor dit dier maakt je tuin een wereld van verschil. En soms wel het verschil tussen leven en dood.
Dus sta niet te veel stil bij hoe je tuin er uitziet (naar de buitenwereld), maar denk vooral hoe je tuin het verschil kan maken. Want beseffen dat je tuin het verschil maakt voor veel dieren, voor heel wat leven, dat is pure endorfine. Dat is puur genieten.
Lees de andere delen:
Diervriendelijk tuinieren: meer dan lijstjes volgen. (deel 1)
Diervriendelijk tuinieren: ga niet voor de adult only snackbar. (deel 2)
Diervriendelijk tuinieren: de impact van het oog en de tong op plantenkeuze (deel 3)
Diervriendelijk tuinieren: tijd voor actie (deel 4)
Diervriendelijk tuinieren: praktische tips (deel 5a)
Diervriendelijk tuinieren: praktische tips (deel 5b)
Maarten Wielandts
Website: > Eat Sleep Garden Repeat
Volg me op Facebook.
Inloggen is verplicht
Om een reactie te posten moet je ingelogd zijn
Log in