(Lees ook mijn vorige blog: Uitleg N-p-k formule meststoffen)
Planten en hun naam daar is best veel over te vertellen.
Om te beginnen, hoe komt een plant aan zijn naam, waarom heeft een plant dubbele namen en waarom is dat altijd in het Latijn? Laat ik maar eens dicht bij huis beginnen en kijken naar de naam Akkerwinde. Veel volksnamen wijzen eveneens op het windende, klimmende karakter van deze plant, zoals Haagwinde, Grote winde, Veldwinde maar ook Klokjeswinde. De laatste vertelt over de klokvormige bloemen die hij heeft. In de Achterhoek wordt hij ook wel Pispotje genoemd en op Schouwen, Noord- en Zuid-Beveland en Overflakkee heet hij Bewinde naar het Oudnederlandse woord bewinden, dat omwinden of inwikkelen betekent. Dat de boeren en tuinders ook last van de plant hebben kun je opmaken uit de Franse naam Boyaux du Diable oftewel darmen van de duivel, Teufelsdarm in het Duits.
Met dit simpele voorbeeld wil ik maar aangeven dat over alle provincies verspreid, diverse namen worden gegeven aan een en dezelfde plant en dat terwijl ons land in vergelijking met het buitenland maar postzegelgroot is. Dan kun je je misschien wel voorstellen om hoeveel plantennamen het wel niet moet gaan in de rest van de wereld, met zijn talrijke provincies, departementen, regio’s, streken en staten.
Chaos en verwarring over plantennamen
Op het gebied van plantennaamgeving konden de landen elkaar dus absoluut niet vinden. Het was een rommeltje. Dat moet voor wetenschappers en botanici een enorme chaos en verwarring zijn geweest omdat zij hun kennis en onderzoek door het taalverschil niet met elkaar konden delen. Er moest een taal komen die alle wetenschappers met elkaar verbond, zodat ze van Hongkong tot Alblasserdam en van Brussel totTokyo elkaar op hun vakgebied konden verstaan. En die taal kwam er. Het was het Latijn, maar vaak werd ook het Oudgrieks gebruikt. En waarom het Latijn? Omdat het een dode taal is, wat zoveel wil zeggen dat het niet meeronderhevig is aan veranderingen en vernieuwingen. Degene die daar verantwoordelijk voor was heette Carolus Linnaeusen hij woonde in Zweden. Behalve dat hij arts was, was hij ook nog zoöloog (wetenschapper die zich bezighoudt met de studie van dieren), geoloog (wetenschapper die zich bezighoudt met de aardwetenschappen) en een zeer bijzondere plantkundige die naar Nederland vertrok om te promoveren tot doctor in de geneeskunde aan de Universiteit van Harderwijk. Hij leefde van 1707 tot 1778 en was degene die het hele plantenrijk heeft geordend in geslachten, families, orden en klassen. Die wetenschap heeft hij in 1753 ondergebracht in een van de belangrijkste plantenboeken die ooit geschreven zijn.
Opgeruimd staat netjes
Het is de Species Plantarum (Soorten van het plantenrijk). Linnaeus baseerde de indeling op het aantal en de rangschikking van meeldraden en stampers bij planten. Hij stelde talrijke geslachten op om alle bekende soorten erin onder te brengen. Het is het startpunt geworden van de botanische binominale nomenclatuur. Een mondvol en dat ga ik even uitleggen. Botanische heeft dus met planten te maken, binominale betekent dat een plant twee namen heeft: de geslachtsnaam en de soortaanduiding. En nomenclatuur betekent gewoon naamgeving.
Hij heeft de plantenwereld onderverdeeld in 3 rangen: het geslacht, de soort en de variëteit. Natuurlijk hadden andere biologen een heleboel planten reeds uit en te na beschreven,maar Linnaeus was wel de eerste die er een erkend wetenschappelijke naam aan gaf.
Door alle namen in het Latijn of Oudgrieks om te zetten, heeft niet alleen de wetenschap daar veel steun aan. Ook wij als doordeweekse tuinliefhebber kunnen hierdoor onmiddellijk een plant terugvinden. Maar bij een plantennaam hoort ook een beschrijving die kan vertellen hoe die plant eruitziet en dat kan over van alles gaan. Z’n uiterlijk bijvoorbeeld, of waar je het voor kunt gebruiken. Voorbeeld: Viola Odorata is de botanische naam van het Maarts viooltje. Dat is volgens de tweede naam odorata, een heerlijk geurend viooltje want odorata betekent welriekend. En bij de Melissa staat het achtervoegsel Officinalis. De Citroenmelisse is dus een geneeskrachtige plant… Je kunt rustig stellen dat overal waar het woord Officinalis achterstaat de plant geneeskrachtige eigenschappen bezit. En dat is dus bij veel kruiden het geval.Bij deze twee voorbeelden kun je duidelijk zien dat de eerste naam het geslacht is en de tweede naam iets zegt over zijn uiterlijk.
Over kleuren en vormen
Bijvoorbeeld over:
De kleuren die de bloemen hebben: niger = zwart, ruber = rood, virens=groen, luteus = donkergeel, flavus = lichtgeel, blauw = ceruleum. Alba = wit, denk maar aan het woord albino, purpurea = paars maar atropurpurea = donkerpaars, net zoals atrovirens donkergroen is.
Maar het kan ook wat zeggen over de groeivorm: arborescens = boomvormig, fruticosus = struikvormig, repens = kruipend denk maar aan reptielen en aan de kruipende boterbloem, de Ranunculus repens of Ajuga reptans, het kruipend zenegroen.
Het kan ook over de bladvorm gaan zoals: Angustifolia = smalbladig, Variega = bontbladig, gevlekt. Rotundifolia = rondbladig. Denk hierbij aan de ronde vorm van een rotonde, lanceolatus = lancetvormig, tinctoria is te gebruiken als verfstof. Vaak staat er bij bloemen ook de toevoeging spectabilis wat zeer fraai betekent en een waar spektakel tentoonspreidt, of floribunda wat rijkbloeiend betekent, uitbundig dus (een floribunda roos).
Of over zijn habitat, zijn natuurlijke woongebied en dat kan veelomvattend zijn zoals: Alpinus = uit de bergen, arvensis = van de akkers, aquaticus = in het water levend, fluviatilis = uit rivieren, pratensis = in graslanden groeiend, sylvaticus = uit bossen, terrestris = land, maritima = aan de zeekust groeiend denk aan de Crambe maritima die van nature langs de kustlijn groeit. Sinensis = uit China afkomstig evenals Japonica = uit Japan afkomstig. Als je deze toevoegsels leest weet je meteen waar die plant ooit gewoond heeft en welke omstandigheden hij het liefste verkiest om in te groeien.
Nu we het toch hebben over China en Japan: er zijn aardig wat planten met de toevoeging Sinensis (bijv.Wisteria Sinensis) en Japonica (Azalea Japonica) en dat hebben we te danken aan de ‘planthunters’ oftewel de plantenjagers, die deze planten uit die landen meenamen.
Ongetwijfeld heb je ook vast wel eens op een kaartje de toevoeging aan een naam gezien van bijvoorbeeld Davidii, Wilsonii, Delavayii of Thunbergia.
De toevoeging ii op het eind van zo’n naam wil zeggen dat die naam verlatijnst is. Dus geschreven op z’n Latijns. De ware naam was David, Wilson, Delavay en Thunberg.
Plantenjagers
Naast deze vier bekende plantenjagers waren er nog een heleboel andere die ook voor belangrijke hortussen, tuinen en rijksuniversiteiten van heel Europa op pad werden gestuurd om bijzondere exoten te verzamelen. Hiervoor reisden ze per zeilschip af naar Noord-, Zuid- en Midden- Amerika, China maar ook Japan, Korea, Australië, Nieuw-Zeeland, India, Kenia en Zuid-Afrika. De uitbreiding van hun planten-collectie die door de plantenjagers op deze manier mogelijk werd gemaakt speelde voor deze instituten een hele belangrijke rol. Maar het ging hen ook om macht en prestige want hoe rijker je botanische collectie in nationale plantentuinen, hortus of universiteiten, hoe meer aanzien een land verwierf in het buitenland.
Het waren vaak biologen, of pas afgestudeerde avontuurlijke jonge wetenschappers of avonturiers met veel kennis over planten die op zoek moesten naar bijzondere cactussen, orchideeën, bijzondere bomen, struiken, zaden en stekken. Dus zowel levend materiaal als droge soorten. Het ging om plantmateriaal dat in Europa onbekend was. Had je vaak onder de meest erbarmelijke weersomstandigheden dat ene boompje, plantje of bolletje gevonden dan kon je eenmaal thuis, rekenen op eeuwige roem en glorie. Maar dat niet alleen, je mocht ook je naam toevoegen aan de plant. En zo heeft de Vaantjes- of Zakdoekenboom de naam Davidia involucrata gekregen, naar Armand David- een Franse missionaris en natuurkenner- die hem als eerste ontdekte in 1869 op een hoogte van 1800 meter in China op de grens met Tibet. Maar David ontdekte meer: de Viburnum davidii, de Acer davidii, de Buddleya davidii en nog een heleboel andere planten die nu allemaal in onze tuinen staan te pronken.
Een andere beroemde plantenjager/fotograaf was Ernest Wilson die heel wat planten uit China naar Europa en de Verenigde Staten heeft gehaald. Bijvoorbeeld de Wilson populier, diverse soorten en variëteiten van de vlinderstruik, de rhododendron, hortensia en laurierkers. En niet te vergeten de Lilium regale, de koningslelie.
(foto Lilium Regale Fa. Nijssen Heemstede)
Deze plantenrage was de gegoede burgerij niet ontgaan en zij waren eveneens zeer geïnteresseerd in bijzondere exoten. Ook voor hen konden de plantenjagers op zoek naar de meest exotische planten, die vaak zeer kostbaar waren. Omdat die ingevoerde planten uit warme landen kwamen en de welgestelde opdrachtgevers de planten als een pronk- en statussymbool zagen, werden er dure grote kassen en serres gebouwd om de plant in de winterperiode te laten overleven. Dat werd het begin van de bouw van orangerieën. De naam is afkomstig van het Franse woord oranger, wat sinaasappelboom betekent.
Ik hoop dat ik met deze Tuinsoep meer inzicht heb gegeven in plantennamen.
Wat houdt me nog meer bezig:
- Ontwerpt tuinen voor particuliere en zakelijke klanten
- Auteur en illustrator van het boek 'Applaus voor de Dahlia'
uitgegeven in samenwerking met de Hortus Botanicus in Leiden - Illustraties gemaakt voor de tijdschriften Groei & Bloei, Tuinieren en Seasons,
maar ook voor het TV-programma 'Per seconde wijzer' - Ontwerpt stoffen en behang
- Maakt beelden en poppen van papier-maché
- Last but not least ben ik ook een gepassioneerd tuinierster
Ben je nu al nieuwsgierig? Bezoek mijn website www.colourandpencil.eu. Heb je een vraag of wil je met mij in contact komen? Stuur een e-mail naar info@colourandpencil.eu en ik stuur je zo snel mogelijk een berichtje!
Inloggen is verplicht
Om een reactie te posten moet je ingelogd zijn
Log in